ML Fiscaal Advies |

BLOG

ML Fiscaal Advies |

BLOG

De heffingskortingen voor buitenlands belastingplichtigen nader toegelicht

Voor de in het buitenland woonachtigen die een AOW uit Nederland genieten, zijn de heffingskortingen actueel. Genoten zij tot voor kort ongestoord van hun pensioen, nu kunnen zij alleen nog via een aangifte inkomstenbelasting de aan hen toekomende heffingskortingen (van soms enkele honderden euro’s per jaar) te gelde maken. Deze groep pensioengenieters wordt door een per 1 januari 2019 ingegane wetswijziging negatief geraakt: reden voor Kamervragen aan de Staatssecretaris van Financiën.

Voor AOW-er in buitenland geldt: claim de heffingskortingen en doe aangifte.

Heffingskortingen zijn onderbelicht in de fiscaliteit, maar hebben vaak een grote impact op de rechthebbende. Zelf krijg ik in mijn praktijk hier regelmatig vragen over: de echtgenote van de expat die de algemene heffingskorting te gelde wil maken, de uitgezonden werknemer die in Nederland verzekerd blijft voor de sociale zekerheid en de pensioengenieter die opeens andere heffingskortingen kan toepassen. Het is dan ook belangrijk om bij aangifte- en advieswerkzaamheden de systematiek van de heffingskortingen steeds voor ogen te houden en op de hoogte te blijven van de actuele stand van zaken.

Het systeem van de heffingskortingen in het kort

Heffingskortingen zijn een fiscale maatregel om de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor bepaalde groepen belastingplichtigen te verminderen. Denk hierbij aan de lagere inkomens, jonge gezinnen en ouderen.

Het systeem van de heffingskortingen is in 2001 ingevoerd met de Wet inkomstenbelasting 2001 (‘Wet IB 2001’) en dient als vervanging voor de ‘belastingvrije sommen’ uit de voorgaande wetgeving (de Wet IB 1964).

Volgens de Wet IB 2001 mag de ingehouden loonbelasting op de verschuldigde inkomstenbelasting in mindering worden gebracht. Daarom zijn bij invoering van deze wet de voor de loonbelasting relevante heffingskortingen (bijvoorbeeld de arbeidskorting) overgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 (‘Wet LB 1964’). Deze heffingskortingen kunnen maar één maal worden geclaimd: of in de loonbelasting, of in de inkomstenbelasting.

Heffingskortingen bestaan uit een belastingdeel en uit premiedelen voor de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Nabestaandenwet (Anw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). De hoogte van de delen zijn afgeleid van de eerste belastingschijf van de Wet IB 2001 (die dezelfde hoogte heeft als de eerste belastingschijf van de Wet LB 1964) en de vastgestelde premiepercentages voor de AOW, Anw en Wlz. Zie onderstaande tabel ter verduidelijking:

 20182019 2020
Belastingpercentage eerste schijf8,9%9,0%9,7%
AOW17,9%17,9%17,9%
Anw0,10%0,10%0,10%
Wlz9,65%9,65%9,65%
Totaal36,55%36,65%37,35%

De hoogte van de heffingskorting is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de belastingplichtige, zoals te zien in de volgende voorbeelden.

Voorbeeld 1
Iemand woont en werkt in 2019 in Nederland, heeft een box 1 inkomen van € 20.000 en heeft recht op de algemene heffingskorting van € 2.477 (de arbeidskorting en eventuele andere heffingskortingen laat ik voor de leesbaarheid buiten beschouwing).

Uitwerking
Over het belastbaar inkomen van € 20.000 is in eerste instantie € 7.330 (36,65% van € 20.000) aan inkomstenbelasting en premies verschuldigd. Dit wordt met € 2.477 aan heffingskorting verminderd, zodat per saldo € 4.853 (€ 7.330 -/- € 2.477) is verschuldigd. Dit bedrag moet nog worden verminderd met ingehouden loonbelasting en premies.

Voorbeeld 2
Hetzelfde als voorbeeld 1, alleen is deze persoon 70 jaar oud.

Uitwerking
Omdat hij de AOW-leeftijd heeft bereikt, hoeft hij geen premies voor de AOW af te dragen. Zijn heffingskorting bestaat dan uit het belastingdeel, het Anw-deel en het Wlz-deel, oftewel 18,75%/36,65% x € 2.477 = € 1.268.

Over het belastbaar inkomen van € 20.000 is in eerste instantie € 3.750 (18,75% van € 20.000) aan inkomstenbelasting en premies verschuldigd. Dit wordt met € 1.268 aan heffingskorting verminderd, zodat per saldo € 2.482 (€ 3.750 -/- € 1.268) is verschuldigd. Dit bedrag moet nog worden verminderd met reeds ingehouden loonbelasting en premies.

Voorbeeld 3
Hetzelfde als voorbeeld 1, alleen is deze persoon niet in Nederland aan de sociale zekerheid onderworpen.

Uitwerking
Zijn heffingskorting bestaat slechts uit het belastingdeel. Oftewel 9%/36,65% x € 2.477 = € 609.

Over het belastbaar inkomen van € 20.000 is in eerste instantie € 1.800 (9% van € 20.000) aan inkomstenbelasting verschuldigd. Dit wordt met € 609 aan heffingskorting verminderd, zodat per saldo € 1.191 (€ 1.800 -/- € 609) is verschuldigd. Dit bedrag moet nog worden verminderd met reeds ingehouden loonbelasting.

De buitenlands belastingplichtige in de Wet IB 2001

In het geval er sprake is van een buitenlands belastingplichtige, wordt de materie ingewikkelder.

Een buitenlands belastingplichtige is een persoon die geen fiscaal inwoner van Nederland is en die op basis van de Wet IB 2001 in Nederland belastingplichtig is over de in die wet genoemde inkomensbestanddelen.

Sinds 2015 worden, mede op grond van EU-recht, buitenlands belastingplichtigen onderverdeeld in kwalificerend buitenlands belastingplichtigen en niet-kwalificerend buitenlands belastingplichtigen. De kwalificatie is geen keuze, maar volgt automatisch. Een kwalificerend buitenlands belastingplichtige voldoet aan twee criteria:

  1. Hij is inwoner van de zogenaamde landenkring (bestaande uit de EU/EER-lidstaten, Zwitserland en de BES-eilanden) en
  2. Zijn inkomen is voor minimaal 90% in Nederland onderworpen aan loon- of inkomstenbelasting.

Omdat de band met Nederland vanwege het voldoen aan het 90%-criterium als zeer sterk wordt geacht, wordt hiermee voor de kwalificerend buitenlands belastingplichtige toegang verschaft tot de reguliere Nederlandse aftrekposten en heffingskortingen.

Let wel, voor wat betreft de inkomstenbelasting, betreffen deze heffingskortingen alleen het belastingdeel. Indien de buitenlands belastingplichtige ook in Nederland sociaal verzekerd is, heeft hij ook recht op het premiedeel van de heffingskortingen.

Enkele voorbeelden ter illustratie:

Voorbeeld 4
Een inwoner van België die in België onderworpen blijft aan de Belgische sociale zekerheid geniet alleen in Nederland belastbaar inkomen in de vorm van loon en heeft verder geen inkomen in België.

Uitwerking
Deze persoon woont in de landenkring en zijn totale inkomen is in Nederland aan belastingheffing onderworpen. Hij wordt daardoor aangemerkt als kwalificerend buitenlands belastingplichtige en kan daardoor aanspraak maken op het belastingdeel van de hem toekomende heffingskorting(en).

Voorbeeld 5
Een inwoner van België die in België onderworpen blijft aan de Belgische sociale zekerheid heeft in Nederland een belastbaar loon van € 20.000 en in België eveneens een belastbaar loon van € 20.000.

Uitwerking
Deze persoon woont in de landenkring, maar omdat slechts 50% van zijn totale inkomen in Nederland aan belastingheffing onderworpen, is deze persoon geen kwalificerend buitenlands belastingplichtige. Hierdoor kan deze persoon het belastingdeel van de hem toekomende heffingskorting(en) niet effectueren.

Voorbeeld 6
Een inwoner van Monaco geniet alleen in Nederland belastbaar loon en heeft verder geen inkomen in Monaco.

Uitwerking
Hoewel het inkomen van deze persoon volledig aan Nederlandse belastingheffing is onderworpen, is deze persoon geen kwalificerend buitenlands belastingplichtige, omdat Monaco niet tot de landenkring behoort. Hierdoor kan deze persoon geen heffingskorting effectueren.

De buitenlands belastingplichtige in de Wet LB 1964

De Wet LB 1964 maakte tot 1 januari 2019 geen onderscheid tussen kwalificerend en niet-kwalificerend buitenlands belastingplichtigen. Een dergelijk onderscheid is lastig te maken, omdat pas na afloop van een belastingjaar duidelijk is of iemand al dan niet kwalificerend buitenlands belastingplichtige is. Bovendien kan de salarissoftware hier gedurende het jaar geen rekening mee houden.

Tot 1 januari 2019 is bij alle buitenlands belastingplichtigen rekening gehouden met heffingskortingen, met als gevolg dat op de loonstroken van degenen die hier geen recht op hadden, vaak met meer heffingskorting rekening is gehouden dan waar zij recht op hadden. Bij het doen van hun aangifte inkomstenbelasting had dit tot gevolg dat er meer belasting verschuldigd was.

De wetswijzigingen per 1 januari 2019

Per 1 januari 2019 wordt alleen voor buitenlandse belastingplichtigen uit de landenkring het belastingdeel van de arbeidskorting via de loonbelasting gegeven. Eventuele overige heffingskortingen kunnen zij, net als inwoners van landen van buiten de landenkring, via hun aangifte inkomstenbelasting of via een voorlopige aanslag claimen.

Deze wetswijziging raakt onder meer AOW’ers die in een land binnen de landenkring wonen, waarvan het betreffende belastingverdrag het heffingsrecht over de AOW aan Nederland toewijst. De Sociale Verzekeringsbank (‘SVB’) heeft een lijst met de betreffende landen op haar websitestaan. De SVB kan in deze situaties meer aan loonheffingen inhouden, waardoor deze AOW’ers per maand dus minder netto ontvangen.

De kwalificerend buitenlands belastingplichtigen ervaren negatieve gevolgen van de wetswijzigingen. Zij ontvangen maandelijks netto minder op hun bankrekening en zijn genoodzaakt de hen toekomende heffingskortingen achteraf te claimen. De niet-kwalificerend buitenlands belastingplichtigen daarentegen ervaren juist voordeel van de nieuwe wetgeving daar zij niet achteraf de te veel ontvangen heffingskortingen hoeven terug te betalen. Nu er meer verantwoordelijkheid bij de belastingbetaler komt te liggen profiteert ook de fiscus. Zij ontvangt maandelijks meer aan loonheffingen en hoeft niet achteraf geld terug te vorderen.

Hoewel dit dus jaarlijks achteraf door middel van de aangifte inkomstenbelasting weer recht wordt getrokken, heeft dit negatieve effect tot Kamervragen geleid, welke de Staatssecretaris in zijn brief van 10 juli 2019 heeft beantwoord.

De brief geeft een goede samenvatting van de wijzigingen per 1 januari 2019, maar geeft verder geen tegemoetkoming aan getroffen AOW’ers; deze zijn genoodzaakt minimaal een jaar te wachten voordat hun netto-achteruitgang na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting wordt gecompenseerd.

Tot slot

Vaak ter kennisgeving aangenomen, blijken heffingskortingen een grotere impact te hebben dan gedacht. Het is noodzakelijk dat men hier als fiscaal dienstverlener en als belastingplichtige steeds alert op is. Indien u vragen heeft over een cliënt die geraakt is door deze wetswijzigingen, over uw eigen situatie, of indien u hulp nodig heeft bij het aanvragen van een voorlopige aanslag of het doen van aangifte, aarzelt u dan niet om contact met mij op te nemen.

Deel online

dit vindt u wellicht Ook interessant

ML Fiscaal Advies Mark Liebman

Neem contact met mij op

Heeft u een vraag of verzoek of wilt u een vrijblijvend gesprek? Vul dan onderstaand formulier zo volledig en specifiek mogelijk in. Ik neem zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 2 werkdagen, contact met u op voor het beantwoorden van uw vraag of het inplannen van een afspraak.

ML Fiscaal Advies Mark Liebman

Neem contact met mij op

Heeft u een vraag of verzoek of wilt u een vrijblijvend gesprek? Vul dan onderstaand formulier zo volledig en specifiek mogelijk in. Ik neem zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 2 werkdagen, contact met u op voor het beantwoorden van uw vraag of het inplannen van een afspraak.