Inleiding
Voordat COVID-19 ons leven veranderde, was het vanzelfsprekend dat men zonder problemen op kantoor kon werken, ook al was dit in het buitenland. Door COVID-19 is thuiswerken eerder regel dan uitzondering. Hierbij doet zich bij grensoverschrijdende arbeid een potentieel probleem voor. Want wat gebeurt er als je door COVID-19 te lang noodgedwongen in het woonland verblijft? Heeft dit gevolgen voor de loon- en inkomstenbelasting en voor de sociale zekerheid?
Wat is het probleem?
Bij grensoverschrijdende arbeid doet zich – los van COVID-19 – het volgende voor. Het wonen in het ene land en het werken in het andere land heeft tot gevolg dat beide landen over de arbeidsbeloning dat toerekenbaar is aan het werkland belasting willen heffen. Het woonland rechtvaardigt dit omdat zij haar inwoners over hun wereldinkomen wil belasten. Het werkland rechtvaardigt dit omdat zij arbeidsinkomen dat op haar grondgebied wordt gerealiseerd wil belasten. Het gevolg: dubbele belastingheffing. Dit wordt opgelost, dan wel verminderd door onderlinge belastingverdragen, waarin de verdeling van de heffingsbevoegdheid wordt geregeld.
Loon- en inkomstenbelasting: artikel 15 van het OESO-modelverdrag
De belastingverdragen die Nederland afsluit hebben het OESO-modelverdrag als basis. De OESOstreeft het bevorderen van economische groei en werkgelegenheid na. Dubbele belastingheffing speelt in dat kader een belangrijke rol. Daarom heeft de OESO een model belastingverdrag ontwikkeld. Per artikel geeft de OESO een uitgebreid commentaar over hoe het betreffende artikel geïnterpreteerd dient te worden.
In artikel 15 van het OESO-modelverdrag wordt de verdeling van de heffingsbevoegdheid over de inkomsten uit dienstbetrekking beschreven. De hoofdregel is dat het land waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend over deze inkomsten heffingsbevoegd is. Voor gedetacheerde werknemers en voor degenen die werkzaamheden uitoefenen aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in het internationale verkeer wordt geëxploiteerd geldt een uitzondering. Laatstgenoemde groep zal hier niet verder worden behandeld.
De uitzondering voor gedetacheerde werknemers is dat niet het werkland, maar het woonland heffingsbevoegd is over het ‘werklandinkomen’ als aan de volgende drie (cumulatieve) eisen wordt voldaan:
- De werknemer verblijft in een tijdvak (meestal een belastingjaar) minder dan 183 dagen fysiek in het werkland EN
- De arbeidsbeloning wordt betaald door een werkgever die niet in het werkland gevestigd is EN
- De arbeidsbeloning komt niet ten laste van een vaste inrichting van de werkgever in het werkland.
De 183-dagenregeling (eis 1) en het gedwongen thuiswerken door COVID-19 kunnen met elkaar botsen. Het probleem dat zich hier namelijk voordoet is dat thuiswerkende werknemers die noodgedwongen langer dan 183 dagen in het woonland verblijven onbedoeld geconfronteerd kunnen raken met een verschuiving van de heffingsbevoegdheid over (een deel van) hun arbeidsinkomen. Denk hierbij aan een salary-split en het verliezen van de kwalificatie ‘kwalificerend buitenlandse belastingplichtige’.
Voorbeeld
Een inwoner van Duitsland werkt volledig in Nederland. Zijn inkomen is € 100.000. Omdat meer dan 90% van zijn inkomen aan Nederlandse inkomstenbelasting is onderworpen, is deze persoon kwalificerend buitenlandse belastingplichtige.
Door COVID-19 werkt deze persoon 6 weken verplicht thuis. Dit betekent dat € 88.000 in Nederland belast wordt en € 12.000 in Duitsland. Dit heeft ook tot gevolg dat minder dan 90% van het wereldinkomen in Nederland belast is, zodat deze persoon geen kwalificerend buitenlandse belastingplichtige meer is.
Sociale zekerheid: EU Verordening 883/2004
COVID-19 en grensoverschrijdend werken kan niet alleen gevolgen hebben voor de loon- en inkomstenbelasting, maar ook voor de vraag in welk land iemand verzekerd is. Werknemers die buiten hun woonland werken, zijn in EU-verband in principe sociaal verzekerd volgens de regels van EU Verordening 883/2004. Deze EU Verordening geldt ook voor Nederland. In aanvulling hierop heeft Nederland met een aantal non-EU landen ook afspraken gemaakt voor de toewijzing van de sociale zekerheid (zoals Zwitserland). In dit artikel wordt alleen stilgestaan bij de EU Verordening. De gevolgen voor werknemers die hun werkzaamheden aan boord van een schip of luchtvaartuig verrichten worden hier verder niet behandeld.
De EU Verordening streeft er naar dat een werknemer slechts in één EU-lidstaat sociaal verzekerd kan zijn: het werkland.
Voor gedetacheerde werknemers geldt dat deze voor maximaal twee jaar sociaal verzekerd blijven in het land waarvan zij ingezetene zijn. De mogelijke verlenging van deze periode naar vijf jaar wordt in dit artikel verder buiten beschouwing gelaten.
Voor werknemers die hun werkzaamheden in twee of meer EU-lidstaten uitoefenen geldt kort samengevat het volgende. Gekeken wordt of de werknemer ten minste 25% van zijn werkzaamheden in het woonland uitoefent. Zo ja, dan is de werknemer daar sociaal verzekerd. Zo nee, dan is de werknemer sociaal verzekerd in het land waar de betreffende werkgever is gevestigd.
Voorbeelden
A woont in Nederland. Zijn werkgever is gevestigd in Duitsland. Voor deze werkgever werkt hij 30% van zijn tijd in Nederland en 70% van zijn tijd in Duitsland. Omdat A meer dan 25% van zijn tijd in Nederland werkt, is A in Nederland sociaal verzekerd.
B woont in Nederland. Zijn werkgever is gevestigd in Duitsland. Voor deze werkgever werkt hij 20% van zijn tijd in Nederland en 80% van zijn tijd in Duitsland. Omdat B minder dan 25% van zijn tijd in Nederland werkt, is B in Duitsland sociaal verzekerd.
Deze voorbeelden tonen aan dat er – net als bij de hierboven genoemde 183-dagenregeling – een conflict kan ontstaan met de vraag waar iemand die verplicht moet thuiswerken wegens COVID-19 sociaal verzekerd is: als iemand wegens het verplichte thuiswerken opeens meer dan 25% in zijn woonland werkt, zou de sociale zekerheid kunnen verschuiven.
Wat betekent dit voor de loonbelasting en inkomstenbelasting?
Zonder nadere afspraken betekent het gedwongen thuiswerken door COVID-19 dat er bij gewone verdragstoepassing een verschuiving van het heffingsrecht plaatsvindt, indien er meer dan 183 dagen gedwongen thuis moet worden gewerkt.
België en Duitsland
In dit verband heeft Nederland met zowel België als met Duitsland afspraken gemaakt over de fiscale gevolgen voor grensarbeiders die als gevolg van de coronacrisis verplicht thuiswerken. De afspraken houden in dat thuiswerkdagen van grensarbeiders worden geacht te zijn doorgebracht in het land waar de grensarbeider de dienstbetrekking zou hebben uitgeoefend als ware er geen COVID-19 die het grenswerken verhinderde.
De afspraken met België en Duitsland betreffen tijdelijke maatregelen die op 11 maart 2020 zijn ingegaan en zijn per 1 juli 2022 vervallen.
Overige landen
Nederland heeft alleen met België en Duitsland tijdelijke afspraken gemaakt. In relatie tot overige landen zou het betreffende belastingverdrag, zonder tijdelijke uitzonderingen, moeten worden toegepast.
De OESO heeft in april 2020 een analyse uitgebracht waarin de conclusie wordt getrokken dat er geen fiscale gevolgen zouden moeten worden verbonden vanwege de bijzondere omstandigheden als gevolg van thuiswerken door COVID-19-maatregelen. Het is hier belangrijk om te vermelden dat het een OESO-analyse betreft. Deze heeft niet dezelfde status als het eerdergenoemde OESO-commentaar bij het modelbelastingverdrag. Het is aan elk land zelf om te bepalen of zij deze analyse volgen. Nederland heeft aangegeven dat zij de OESO-analyse bij verdragstoepassingen zal volgen. Spanje, bijvoorbeeld, nog niet. Dit betekent dat in de relatie Nederland-Spanje, het belastingverdrag op ‘reguliere wijze’ moet worden toegepast. Het is dus van belang om per land na te gaan wat het standpunt in deze is.
Wat betekent dit voor de sociale zekerheid?
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van het webinar ‘Coronavirus fiscale maatregelen en de gevolgen’ een aantal vragen en antwoorden in kaart gebracht. Een van de vragen betreft de sociale zekerheid. Het antwoord is dat gedwongen thuiswerken vanwege COVID-19 niet leidt tot een verschuiving van de sociale zekerheid.
Conclusie
COVID-19 maakt de belastingaangifte voor 2020, 2021 en 2022 voor velen uitdagend. Zo ook voor grensoverschrijdende werknemers. Wij begeven ons op onbekend terrein. Gelukkig zijn er in de relatie Nederland-België en Nederland-Duitsland afspraken gemaakt. Maar in de relatie Nederland – overige landen kan de belastingaangifte ingewikkeld worden. Het is belangrijk om hier alert op te zijn en indien nodig hulp bij te vragen. Neemt u met mij contact op als ik u kan helpen.